Page 12 - Forti voorjaar 2025
P. 12
Er was eens, in een muzikaal koninkrijk niet ver hiervandaan, een vrolijke vereniging van
muzikanten, genaamd FF AnderZ, die door het land trok om mensen te verblijden met hun
melodieën. Maar elke keer als ze op reis gingen, moesten ze goud betalen om hun
magische instrumenten te vervoeren in gehuurde rijtuigen die nooit precies de juiste maat
hadden.
Op een dag, toen de maan vol was en de sterren extra helder schenen, bereikte een
bijzondere boodschap twee edelieden van de vereniging, Ron en Paulien. De boodschap
kwam van Ditmar, een dappere ridder die verliefd was op de schone Marise.
"Luister," fluisterde Ditmar alsof hij een groot geheim onthulde, "mijn vader, de
eerbiedwaardige bloemenhandelaar Kees Commandeur, heeft besloten zijn handel te
verlaten. Hij bezit een magische aanhanger die voor slechts honderd goudstukken van
jullie kan zijn!"
Ron en Paulien keken elkaar aan met ogen zo groot als schoteltjes. Dit was geen gewoon
nieuws – dit was het tovermiddel dat al hun vervoersproblemen kon oplossen! Ze brachten
het nieuws naar het hof van de vereniging, waar iedereen juichte alsof de draak eindelijk
was verslagen.
"We moeten eerst kijken of deze magische aanhanger wel waarlijk bestaat," sprak de wijze
raadsman Jeroen. En zo geschiedde dat in de geurige lentemaand april, toen de bloesems
in volle pracht stonden, Jeroen en zijn trouwe vriend Dirk op een zoektocht vertrokken naar
het verre land Papendrecht.
Daar, onder een oude eik, stond hij: de aanhanger, wachtend op nieuwe avonturen. Hij
was niet meer in zijn jonge jaren en droeg de tekenen van vele reizen, maar zijn hart – of
liever gezegd, zijn onderstel – was sterk.
"Hij heeft wel wat van de magie van een goede fee nodig," mompelde Dirk, terwijl hij om
de aanhanger heen liep. Maar toen ze de maten bekeken, wisten ze dat hun instrumenten
er perfect in zouden passen. Het lot had beslist!
Terwijl de lentewind brieven naar alle uithoeken van het koninkrijk blies – naar de
burgemeester en de bewakers van de Blub – vormde zich een dappere groep tovenaars
die de aanhanger nieuw leven zou inblazen: Jeroen, Dirk, Hans G, Ron en Paulien. Ze
stonden bekend als de "Commissie der Wonderbaarlijke Vervoersmagie" en zwoeren een
eed om de aanhanger te herstellen tot zijn vroegere glorie.
Maar waar zouden ze hun magische werk kunnen verrichten? Het antwoord kwam als bij
toverslag toen Paulien tijdens een wandeling in het Betoverde Bos een vriendelijke bosfee
ontmoette, die sprak: "Mijn echtgenoot en ik bezitten een magische loods waar jullie
aanhanger welkom is." Zo kwamen Theo en Wil in het verhaal, als beschermengelen van
het project.
In de achtste maand, toen de zomerzon op zijn hoogst stond, reisden Jeroen en Dirk naar
Papendrecht om de aanhanger naar zijn tijdelijke thuis te brengen. Eerst ontving hij een
magisch reinigingsbad met water zo krachtig dat zelfs de oudste vlekken verdwenen.
Daarna volgde de vuurproef: een reis naar de Blub, beladen met de kostbare
instrumenten. De aanhanger doorstond de test met glans, al moest Jeroen wel worden
herinnerd aan de oude wijsheid: "Een aanhanger is geen vuurspuwende draak – neem de
bochten kalm."
Nu begon het ware magische werk. De tovenaars kwamen samen op vele avonden,
gewapend met toverdrankjes (koffie), magische koeken (verzorgd door Paulien) en
gereedschap met bijzondere krachten. Ze werkten onder het wakend oog van hun
gastheren, die hen voorzagen van versterkende brouwsels.